Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0140

Datum uitspraak1999-03-01
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers69723/KG ZA 99-74
Statusgepubliceerd


Indicatie

De schuldsaneringsregeling verhindert niet dat het ontruimingsvonnis mag worden geëxecuteerd.


Uitspraak

PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE BREDA VONNIS IN KORT GEDING in de zaak van: X, en Y beiden wonende te P. eisers procureur: mr A.W. de Man, tegen de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid WONINGBOUWVERENIGING Z. gevestigd te Q. gedaagde procureur: mr M.C.J. Oonk-Pallandt. -------------------------------------------------------------------------------- 1 Het verloop van het geding Partijen zijn ter terechtzitting vrijwillig verschenen. Voorts blijkt het verloop van het geding uit de navolgende door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken: de concept-dagvaarding; de pleitnota van mr De Man en de door hem in het kort geding gebrachte producties: de pleitnota van mr Oonk-Pallandt en de door haar in het geding gebrachte producties. Partijen hebben voorts hun standpunten ter terechtzitting mondeling toegelicht. 2. Het geschil. Eisers, hierna tevens te noemen X en Y vorderen, kort samengevat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad gedaagde, hierna te noemen Z. te verbieden om over te gaan tot ontruiming van het woonhuis gelegen aan de R. te P. voordat er beslist is door de Kantonrechter te Q. in de thans aanhangige verzetprocedure, zulks op straffe van een dwangsom. Gedaagde heeft daartegen verweer gevoerd. 3. De voorlopige beoordeling en de gronden daarvoor. 3.1 Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten: Bij verstekvonnis van de Kantonrechter te Q. van 6 januari 1999 (rolnr. 118510CV EXPL 98-4923) is de huurovereenkomst tussen X en Y en Z. ontbonden en zijn X en Y veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde, alsmede tot betaling van de achterstallige huurtermijnen van in totaal f 2.436,33 vermeerderd met rente en kosten, alsmede tot betaling van alle vervallen huurtermijnen na december 1998. X en Y zijn bij dagvaarding van 9 februari 1999 in verzet gekomen tegen voormeld verstek-vonnis. Op 26 januari 1999 is door deze rechtbank de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op eiser sub 1, X. van toepassing verklaard met benoeming van mr. B. tot bewindvoerder. wenst thans tot ontruiming over te gaan. 3.2 X en Y stellen dat Z. geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid om, in afwachting van het verloop van de verzetprocedure, tot tenuitvoerlegging over te gaan. Volgens X en Y is executie van het ontruimingsvonnis in strijd met de ratio van de schuldsaneringsregeling. Immers, door de schuldsaneringsregeling wordt weer structuur in de geldstroom gebracht waardoor X en Y, naar zij stellen, hun lopende verplichtingen kunnen blijven voldoen. Wanneer zij zouden worden gedwongen hun huis uit te gaan en op straat zouden komen te staan wordt volgens X en Y hun geen mogelijkheid meer gegund om in het reine te komen met hun schuldeisers. Bovendien raakt tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis het vermogen van de boedel. 3.3 Z. heeft hiertegen aangevoerd dat nu de huurachterstand wordt erkend en door X en Y geen relevant verweer wordt aangedragen zij in redelijkheid de ontruiming moet kunnen bewerkstelligen. Het enkele feit dat de schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard, staat volgens Z. niet aan de ontruiming in de weg. Z. verwijst terzake naar de Parlementaire Geschiedenis van de totstandkoming van de wet van 25 juni 1998 tot wijziging van de Faillissementswet. 3.4 Als algemene regel geldt, dat het niet aan de President in kort geding is om aan een door de bodemrechter gewezen vonnis de kracht tot tenuitvoerlegging te ontnemen, tenzij de executant, Z. geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid om tot tenuitvoerlegging over te gaan. Zulks zou het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis op een feitelijke of juridische misslag berust of indien de ontruiming op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten of omstandigheden aan de zijde van de geëxecuteerde, X en Y, een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Door X en Y is niet gesteld, noch is zulks anderszins gebleken dat het verstek-vonnis van de Kantonrechter op een juridische of feitelijke misslag berust. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat zich gewijzigde omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan Z. thans het vonnis in redelijkheid niet zou kunnen executeren. Met name is niet gebleken van specifieke nieuwe feiten of omstandigheden die aan de zijde van X en Y een noodtoestand doen ontstaan op grond waarvan een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. De stelling van X en Y dat executie van het vonnis in strijd is met de ratio van de schuldsaneringsregeling moet worden verworpen. De schuldsanering verhindert niet dat Z. het ontruimingsvonnis mag executeren. Immers, een ontruiming is op zich niet van invloed voor het met de schuldsaneringsregeling te bereiken doel, namelijk dat de schuldenaar op een gegeven moment niet meer door schuldeisers met oude schulden wordt achtervolgd. Het gaat bij een daadwerkelijke ontruiming niet om een executie tot verhaal van schulden en een dergelijke tenuitvoerlegging raakt het vermogen van de saniet niet. Het vonnis tot ontruiming wordt dan ook niet bestreken door de schuldsaneringsregeling. Door X en Y is in dit kader nog aangevoerd dat zij door de schuldsaneringsregeling in staat worden gesteld om hun lopende verplichtingen te voldoen, echter ook na het uitspreken van de saneringsregeling zijn de huurpenningen voor de maand februari niet (tijdig) voldaan. Bovendien is er ook nog geen schuldsaneringsplan opgesteld. Vooralsnog is het ongewis of dit plan er daadwerkelijk komt en indien dit plan er komt is het vooralsnog onzeker of de huurbetalingen door dit plan daadwerkelijk gewaarborgd blijven. Door X en Y is tenslotte nog, aangevoerd dat bij ontruiming zijn gezin op straat komt te staan, maar dit is geen omstandigheid waarmee bij de veroordeling in redelijkheid rekening kan worden gehouden. Immers, deze omstandigheid vormt geen noodtoestand zoals hiervoor bedoeld. In het licht van het vorenstaande dient het gevorderde te worden afgewezen. 4. De kosten. X en Y dienen als de in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de kosten van het geding. 5. De beslissing in kort geding De President weigert de gevorderde voorziening verwijst X en Y in de kosten van het geding en veroordeelt hen tot betaling aan Z. van de aan haar zijde gevallen kosten, tot op heden begroot op f 1.950,-; verklaart dit vonnis voor wat betreft voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr G.J.E. Poerink, fungerend president, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van 1 maart 1999, in tegenwoordigheid van mr O.A.J.M. Lavrijssen. waarnemend griffier.